Boeken

Civic Education and Contested Democracy. Towards a Pedagogic State in the Netherlands (verschijnt december 2020)

In het begin van de coronapandemie riep de Nederlandse overheid burgers op om geen ‘kleuters’ te zijn en zich te gedragen als volwassen burgers, in plaats van autoritaire maatregelen te nemen. Het laat zien hoe burgers steeds meer worden gezien als objecten van een pedagogisch project. Niettemin roept het opvoeden van burgers altijd controverse op, van de gedisciplineerde democratie van de wederopbouw tot de zelfredzame burger in het tijdperk van het neoliberalisme. Wie vertelt wat aan wie over democratie?

Dit boek introduceert de naoorlogse Nederlandse politieke geschiedenis vanuit het perspectief van hoe gewone mensen, van jeugdwerkers tot leraren en journalisten, aankeken tegen ‘democratie’. Ze blijken het keer op keer oneens over wat dat betekent, en hoe en wie die democratie moet overdragen op medeburgers en op de volgende generatie. De angst voor politiek in de klas heeft alles te maken met het beeld van een overheersende pedagogische staat- die zich gaandeweg desondanks ontwikkelt.

Vanaf de Tweede Wereldoorlog tot heden woeden er in Nederland discussies over burgerschapsonderwijs en democratie. Dit boek laat zien hoe journalisten, jongerenwerkers, sociale bewegingen, en politieke elites hun opvattingen over democratie hebben verwoord. In die opvattingen speelden noties als de nationale gemeenschap, groepsdiversiteit en individualisme een grote rol.

Keer op keer leiden deze concurrerende visies tot felle discussies over tolerantie, indoctrinatie en wat ‘democratisch’ is. Waar politieke opvoeding plaatsvindt, blijkt al snel dat democratie een omstreden concept is, dat door verschillende groepen anders wordt ingevuld. Bij de overdracht van politieke idealen komt bovendien altijd een probleem van paternalisme naar boven. Wie heeft het recht om anderen, of het nu volwassenen of kinderen betreft, te vertellen wat democratie is? Al tijdens de wederopbouw zorgt dit voor heftige discussies, die met de ‘dekolonisatie van de burger’ in de jaren zestig alleen nog maar heftiger worden.

Naarmate de verwachtingen van burgers toenemen, worden ze steeds meer gezien als objecten van een pedagogisch project. Naoorlogse allergieën tegen ‘staatspedagogiek’ worden langzaam ingeruild voor stijgende verwachtingen van burgers en het ontstaan van een pedagogische staat. Van die burgers wordt geëist dat ze mondig zijn, zonder dat ze problemen veroorzaken. Ook in de huidige discussies over ‘burgerschap’ op school blijkt echter dat de allergie voor moralisme dicht in de oppervlakte ligt,

Heer & meester. Vrijheid van onderwijs 1917-2017

In dit boek volg ik het protestants-christelijk onderwijs, dat zich in de laatste honderd jaar ontwikkelde van een hechte en beschermde gemeenschap, tot een grootschalige en diverse sector van mondige individuen.

Het boek gaat allereerst om de vraag of de christelijke school zich moet richten op een specifieke groep christelijke ouders of op de samenleving als geheel. Deze vraag is de laatste vijftig jaar, waarin Nederland snel ontkerkelijkte, steeds belangrijker geworden.

Daarnaast kenmerkt het protestants-christelijk onderwijs als ‘bijzonder’ onderwijs zich door een afkeer van nodeloze overheidsbemoeienis, maar ook door een grote gezagsgetrouwheid.

In januari 2017 mocht ik het eerste exemplaar overhandigen aan minister van Onderwijs Jet Bussemaker.

De derde rode draad in het boek is die van het samenspel tussen overheid, schoolbesturen, leraren, leerlingen, ouders en de spelers daar omheen, zoals kerken. Steeds weer gaat het erom of alle betrokkenen zich mede-eigenaar voelen van de school.